WIJDEMEERSE WEBKRANT
Hongaarse Kamermuziek
Horstermeer, wo 15 april 2009

Op het JagthuisFestival 2009 is in het Pinksterweekend in de Horstermeer Hongaarse kamermuziek uit de vorige eeuw te horen.

persbericht

JagthuisFestival 2009: Hongaarse kamermuziek

Het JagthuisFestival 2009 laat Hongaarse kamermuziek horen uit de vorige eeuw. Het festival vindt plaats in het Pinksterweekend op zaterdag 30, zondag 31 mei en maandag 1 juni 2009 in Het Jagthuis te Nederhorst den Berg.

In drie dagen kan het publiek genieten van concerten, een lezing, een documentaire en een tentoonstelling over Hongaarse componisten. Naast werk van bekendere componisten als Béla Bartók en Zoltán Kodály, worden er composities gespeeld van David Popper en Jenö Hubay, van Leo Weiner, László Lajtha, György Kurtág, György Ligeti, Pál Kadosa en Emil Petrovics.

Het JagthuisFestival

Het JagthuisFestival is een jaarlijks terugkerend lentefestival met een ontdekkingstocht naar de kamermuziek van de vorige eeuw. Dit jaar is de keus gevallen op kamermuziek uit Hongarije. Vorige jaren stond de altviool centraal (2008), kamermuziek uit de jaren 20 (2007) en kamermuziek van Bohuslav Martinů (2006). In 2005 vond het eerste festival plaats met 20e eeuwse kamermuziek van Nederlandse componisten. In 2009 wordt het vijfjarig bestaan van het JagthuisFestival gevierd. Passepartouthouders staat een verrassing te wachten! Het festival vindt plaats in Het Jagthuis, gelegen midden in de Horstermeerpolder, te Nederhorst den Berg. Deze concertzaal is een prachtig in stijl gerenoveerde stal, met veel daglicht en een mooi, Hollands uitzicht op het polderlandschap. De sfeer is er vriendelijk en ongedwongen.

Hongaarse kamermuziek van de 20e eeuw

De bloei van de Hongaarse kamermuziek begon in de 19e eeuw. Hongarije maakte deel uit van het Habsburgse rijk, maar door het opkomende nationalisme ontstond in 1867 de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Zes jaar later kreeg Hongarije door de samenvoeging van Buda en Pest een echte hoofdstad, die de snelst groeiende van Europa zou blijken te zijn. Men ging op zoek naar de eigen volkscultuur, de Hongaarse taal verdreef langzaam maar zeker het Duits. Zowel het algemene onderwijs als het muziekonderwijs stond in hoog aanzien en werd op scholen of door privé-leraren verzorgd. In 1875 kreeg Budapest een eigen Muziekakademie waarvan Franz Liszt de voorzitter was. Dit instituut is sindsdien het centrum van de Hongaarse muziekeducatie. De eerste docenten waren van Duitse origine en brachten die cultuur mee, die ze overdroegen op de nieuwe Hongaarse generatie. De nieuwe generatie musici benaderde de Hongaarse stijl echter zeer consciëntieus en verwerkte zeer duidelijk Hongaarse elementen. Grote meesters en pedagogen van het eerste uur waren violist Jenö Hubay en cellist David Popper. De generatie componisten rond 1900 werd opgeleid door Hans Koessler. Tot zijn beroemdste leerlingen behoren Ernö Dohnányi, Béla Bartók, Zoltán Kodály en Leo Weiner. Componeerden Dohnányi en Weiner in romantische stijl, de beslissende verandering kwam met Bartók en Kodály. Op het platte land van groot-Hongarije verzamelden zij volksliederen. Dit bleek een fundament voor wetenschappelijke en artistieke doeleinden.

Tot na de Tweede Wereldoorlog putten nieuwe generaties componisten uit deze voorraad. Onder invloed van het socialisme ontstond ook de behoefte het publiek te dienen (Pál Kadosa). Hongaarse Romantiek wordt verenigd met de idee van heroïsche strijd voor een socialistisch Hongarije (Ferenc Szabó). Hongaarse lyriek wordt verwerkt (Endre Servánszky) en steeds blijkt een sterk nationaal karakter aanwezig te zijn. Ook de oudere generatie neemt onverminderd deel aan de ontwikkeling van de moderne Hongaarse cultuur (László Lajtha). Met de uitspraken van Kodály: “Breng kunst dichter bij het publiek en publiek dichter bij de kunst” en “Muziek behoort iedereen” staat Hongarije ver af van de Europese ontwikkelingen van toon- en ritmereeksen, elektronische muziek en aleatoriek. In het werk van bijvoorbeeld György Ligeti en György Kurtág blijft een eerbetoon aan de oude meesters (Bartók, Andras, Szervánszky) en daarmee aan de Hongaarse traditie hoorbaar.  

JagthuisFestival 2009

De basis van het JagthuisFestival wordt gevormd door concerten en lezingen. Daarnaast wordt er een kleine tentoonstelling ingericht en zal de documentaire “Roots” over het leven en werk van Béla Bartók te zien zijn. Bovendien wordt het publiek in de gelegenheid gesteld op informele wijze met de musici kennis te maken en deel te nemen aan feestelijke maaltijden.

Het festival is opgezet aan de hand de volgende thema’s:

  • Van hakkebord en harp: het meest traditionele instrument uit de volksmuziek van Hongarije: het cimbaal of hakkebord mag natuurlijk niet ontbreken op een festival met Hongaarse kamermuziek. Zoveel componisten hebben in de 20e eeuw hierop hun composities gebaseerd. Eén van de eersten die daar mee begonnen is, is László Lajtha (1892-1963) met composities waarin een belangrijke rol is weggelegd voor de harp.
  • Impressies van de poesta: de bloei van de Hongaarse kamermuziek in de 20e eeuw is mede te danken aan violist, pedagoog en componist Jenö Hubay en cellist, pedagoog en componist David Popper. Zij staan met een aantal composities “Impressies van de poesta” (Hubay) en “Hongaarse rapsodie” (Popper) dan ook aan de basis van dit thema.  
  • Jonge barbaren: de muziek van Leo Weiner, Béla Bartók, Zoltán Kodály en anderen werd in het buitenland niet direct gewaardeerd. Zo spreekt een Franse recensent in 1912 van de “jonge barbaren”. Ook vandaag de dag is het niet altijd makkelijk de composities van hedendaagse componisten over het voetlicht te krijgen. Naast werken van genoemde componisten ook composities van Pál Kadosa en György Kurtág.

En waarom laat het JagthuisFestival zo’n onuitwisbare indruk achter?

Ten eerste natuurlijk vanwege de mooie programmering en de uitstekende musici. U hoort wellicht werken die u nog nooit gehoord hebt of componisten van wiens bestaan u niet wist. We hopen dat het u stimuleert ook zelf op zoek te gaan naar onbekendere werken en ze misschien wel te spelen.

Daarnaast maken de entourage (concerten vinden plaats in een verbouwde stal met uitzicht op de weilanden), de landelijke omgeving, de intimiteit, rust en het heerlijke eten het JagthuisFestival tot een “fête champêtre”.

U bent in de gelegenheid tussen de concerten door met elkaar van gedachten te wisselen en de tentoonstelling of de documentaire “Roots”, over het leven van Bartók, te bekijken.

Als u zelf een hotelletje of kampeerplekje zoekt (suggesties op www.jagthuis.nl), kunt u ’s ochtends lekker wandelen of fietsen en laat u zich de rest van de dag verwennen bij het festival: zo bezorgt u zich een onvergetelijk pinksterweekend.

Dit jaar is het de vijfde keer dat het JagthuisFestival georganiseerd wordt. Om dat te vieren bieden we passe-partouthouders een extra gratis dagkaart aan. Dan kunt u ook nog iemand meenemen!

Toegangskaarten en locatie

Voor het festival worden dagkaarten verkocht. De dagkaarten voor zaterdag en zondag kosten € 60 per persoon per dag. Voor maandag is de prijs € 50 per persoon. De prijs is inclusief programmaboek en alle consumpties en maaltijden van die dag. Een passe-partout voor drie dagen kost € 160. Passepartouthouders ontvangen als cadeautje een gratis dagkaart. Fietsers krijgen 10% korting.

Kaarten voor het JagthuisFestival zijn te bestellen via de website [www.jagthuis.nl] of door een e-mail te sturen aan stal at jagthuis.nl met daarin de vermelding van het aantal kaarten voor de gewenste datum. Tegelijkertijd kan het bedrag overgemaakt worden op ABN-Amro 43.46.94.541 t.n.v. Stichting Het Jagthuis Kamermuziek te Nederhorst den Berg. De kaarten liggen dan voor aanvang van het eerste concert gereed.

Locatie:

Het Jagthuis
Middenweg 88
1394 AM Nederhorst den Berg

bron
persbericht
foto
---
auteur
persbericht
editor
Rik Jungmann
verder
terug
home
rss feed
reageer
zoek
nieuwsbrief
zonnig
21 gr.
windkr. 2