ingezonden bericht
De Hooge Wilgen 1923, een topwerk uit de Loosdrechtse periode
Ernst Leijden (1892-1969)
Vanuit zijn huis/atelier ‘De Hoge Wilgen’ aan de Nieuw Loosdrechtsedijk 310 schilderde in 1923 de als Oscar Moritz Ernst Leijden geboren telg uit een rijke Rotterdamse familie, het besneeuwde landschap aan de plas. Wat misschien wel het meest opvalt aan het grote schilderij is de wilg die zich dwars door de schuur boort.
Ernst Leijden (1892-1969), ‘De Hooge Wilgen’-Loosdrecht-1923,
olieverf op linnen, 84 x 106 cm., coll. Carole Denninger
Een jaar daarvoor was Leijden vanuit Urk, waar hij het leven van de geïsoleerde vissersgemeenschap in een meer kubistische trant schilderde, naar Loosdrecht getrokken. Daar hadden intussen twee jonge, veelbelovende architecten de opdracht gekregen zijn woonhuis met atelier en bijgebouwen te ontwerpen op de landtong die begint waar de weg in het Breukeleveense Meentje een scherpe bocht maakt. Het was –mede dankzij Leijdens inbreng- een opvallend geheel van moderne en oud-indische bouwvormen geworden. Vanuit het grote atelierraam bovenin de woning had de schilder, ‘de heer van Muijeveld’, goed zicht op het plassengebied rondom. Hij ontving in zijn atelier graag andere schilders, van wie Jan Sluijters misschien wel zijn beste schildervriend was. Samen maakten ze veel stillevens, die nu qua stijl haast niet van elkaar te onderscheiden zijn. Maar tot zijn artistieke netwerk behoorden ook Mondriaan, Van der Leck en Rietveld.
In Loosdrecht schilderde hij op kloek formaat doeken in een expressionistische schildertrant, met beperkte kleuren en fors opgezette vormen. Hij kreeg bij tentoonstellingen in musea en kunsthandels altijd gunstige recensies. In 1923, het jaar waarin hij ‘De Hooge Wilgen’ in verschillende variaties schilderde, werd hem de Koninklijke Subsidie toegekend waardoor hij enige tijd in Parijs verbleef en er Mondriaan ontmoette. Tijdens de zwerftocht door Europa leerde hij zijn tweede vrouw, de Duitse kunstenares Karin Kluth, kennen. Met haar ging hij in 1931 in Portugal wonen. Af en toe kwam hij terug naar De Hooge Wilgen om zijn tentoonstellingen in Nederland voor te bereiden.
Daarna volgde een periode in Londen, waarbij het echtpaar door rampspoed werd achtervolgd. Een brand verwoestte het grootste deel van hun werk. Een enkel schilderij overleefde dankzij Leijdens deelname aan de Biënnale van Venetië in 1934. Zo kon de Tate Gallery in Londen toch nog La Madonna de Euguaria verwerven. Bij een tweede ramp in 1940, het bombardement door de Duitse Luftwaffe op de Finse ambassade waar Leijden zijn collectie dacht veilig gesteld te hebben, werd weer een groot deel van hun beider werk vernietigd. Gelukkig hadden allerlei musea in binnen- en buitenland voordien al werk van hem aangeschaft.
Hierna besloten Ernst en Karin Leijden hun heil in Amerika te zoeken. In Hollywood nog wel. Een heel andere setting dan het rustige Loosdrecht. Ze raakten verzeild in de wereld van literatoren (Thomas en Heinrich Mann, Bertold Brecht, Aldous Huxley, Henry Miller), cineasten (o.a. Charley Chaplin) en kunstenaars (Jean Renoir, Salvador Dali en Man Ray). Onder hen veel bannelingen die naar het veilige Amerika waren gevlucht. De schilderijen van de Leijdens werden vaak in opdracht van de welgestelde cliëntele gemaakt: vooral portretten en figuurstukken, in een behoudende, figuratieve stijl. Ernst Leijden signeerde zijn werk daar met: Ernst van Leyden.
In 1957 volgde opnieuw een verhuizing, naar Parijs, waar een artistieke kentering plaatsvond onder invloed van Picasso en Chagall. Motieven van vroeger werden nu uitgewerkt in een poëtisch-abstracte stijl.
In 1960 ging het stel nogmaals naar Amerika en in New York volgt dan een serie grote collages. Na een grote wereldreis, waarbij het zenboeddhisme van invloed zou zijn op hun beider werk, ging het echtpaar toch weer terug naar Frankrijk. Daar ontstonden Leijdens grote, met krantenfragmenten gemaakte collages die een politieke belangstelling verraden. In Loosdrecht was intussen zijn woonhuis met atelier met de grond gelijk gemaakt en vervangen door een andersoortige woning, nu bewoond door de voormalige disc jockey van Radio Veronica.
Het is misschien door zijn reislust dat het oeuvre van Ernst Leijden wel in beroemde musea als het Guggenheim Museum in New York, de Tate Gallery in Londen, het Musée de l’Art Moderne in Parijs is opgenomen (en ook in ons Stedelijk Museum Amsterdam, Museum Boymans in Rotterdam en het Haags Gemeentemuseum), maar vandaag de dag nauwelijks meer bekend is. Tot 4 januari is echter Leijdens werk, gemaakt in Urk, te zien in het Museum Schokland in Urk.
Maar dit schilderij hangt er niet. Het is zojuist ontdekt en aangeschaft door kunsthistoricus Carole Denninger die het bij een familie in het Gooi ontdekte, waar het monumentale schilderij vanaf de aanschaf door grootvader hing. Sinds 1923 was er niets meer aan gebeurd waardoor het vernis (botenlak!) totaal vergeeld en vervuild was. De Hilversumse restaurator Rob Jacobs heeft het doek met eindeloos geduld gereinigd en nu kan het sneeuwgezicht weer in de oorspronkelijke staat bewonderd worden!
Bronnen:
Dick Adelaar, Ernst van Leijden, ‘Heer van Muijeveld’, in het periodiek van de Historische Kring Loosdrecht, 32e jaargang nummer 150 (winter 2005).
Henny de Lange, ‘Rusteloze zoektocht’, Trouw 14 december 2014.
Voor oude foto’s van het Schildershuis kijk hier. |