gedeeltelijk citaat uit het feitenrelaas
Om ca 12.30 u kwam ik aanrijden over N 236 vanuit Bussum en draaide bij ’s-Graveland gekomen het Noordereinde op. Daar zijn sinds enige tijd ter weerszijden van de weg ‘bloem’bakken geplaatst van ca 1 kubieke meter doorsnee. Dit met het doel de snelheid uit de weg te halen. Over de plaatsing van deze bakken is veel te doen geweest. Niet alleen vanwege het uiterlijk van deze obstakels in ‘s-Gravelands beschermd dorpsgezicht en het ontstaan van gevaarlijke situaties, ook vanwege de belemmering die de hulpdiensten ervaren.
Hoe dan ook. Ik passeerde vóór de bocht in de weg de ene bloembak (aan linkerzijde, bedoeld voor de tegenliggers) en reed bij het zebrapad dat tussen beide bakken in ligt. Op dat moment was er geen tegenligger, dus kon ik mijns inziens aan de aan de rechterkant geplaatste bak voorbij rijden. Juist op het moment dat ik dat zou doen, kwam een automobilist uit de bocht aanrijden die mij, zonder de intentie te hebben te stoppen of te remmen, met grote vaart naderde.
Om een botsing te voorkomen ging ik zo dicht mogelijk langs de bloembak rijden maar kon niet voorkomen dat derechterzijde van mijn auto die bloembak van voor naar achter schampte. Ik was zo geschrokken dat ik niet eens heb kunnen zien wie het was die mij daar voorbij race-de, want hij was al uit het zicht verdwenen.
Het resultaat van deze manoeuvre laat zich op de foto’s zien: beschadigingen en groene verf van de bak van voor naar achter aan de rechterzijde van mijn auto.
Het feit dat al meer van deze bakken beschadigingen hebben, impliceert dat dit soort gevaarlijke situaties -met schade tot gevolg- vaker optreden. Het is voor verkeersdeelnemers volstrekt onduidelijk wie van de naderende voertuigen voorrang heeft. Aanwijzingsborden met witte en rode pijlen ontbreken! Niemand weet precies hoe te handelen, dus ‘doet men maar wat’.
De situatie wordt helemaal gevaarlijk als verder zicht (vóór of ná de bakken) ontnomen wordt door uitladende vrachtauto’s, zoals ik enkele uren daarna, de plek des onheils nogmaals passerend, kon constateren. |