ingezonden brief
Geachte redactie,
In de kolommen van de Wijdemeerse Webkrant heeft onlangs een discussie plaats gevonden tussen de heren Cor Koster en oud burgemeester Wim Kozijn over het vertrouwen in de politiek. Zoals zo vaak in discussies roept een uitgesproken stelling met een beladen begrip als de ‘maffia’ van de vroegere ‘s-Gravelandse politiek meteen de tegenovergestelde reactie op.
Om niet in een dergelijk vaarwater terecht te komen, wil ik in een poging wagen de problematiek wat breder te trekken met de vraag: komt elk mens, die in de positie verkeert dat hij macht heeft, niet in de verleiding die macht met een ruil in zijn eigen voordeel te gebruiken?
Om de gevolgen van een dergelijk opportunisme met een actueel voorbeeld duidelijk te maken: de huidige eurocrisis is mede veroorzaakt door de uitruil van de wens van Duitsland om Oost en West te verenigen aan de éne kant en de wens van een gezamenlijke munt van Frankrijk aan de andere kant. Met die uitruil zijn de nodige politieke voorwaarden voor een monetaire unie naar de achtergrond verschoven. Dit voorbeeld mag duidelijk maken, dat ‘korte-termijn machts-politiek’ vroeg of laat zichzelf tegenkomt.
Maar terug naar de plaatselijke politiek. Als predikant van de kleine, met uitsterven bedreigde. hervormde gemeente van Ankeveen leek het mij in de jaren 90 van de vorige eeuw zinnig het kerkgebouw en de ernaast gelegen algemene (door de gemeente ‘s-Graveland gehuurde) begraafplaats meer in het dorpsleven te betrekken. Eén van de problemen was dat de begraafplaats vrijwel vol was. De begraafplaats viel onder de portefeuille van een wethouder van de gemeente ‘s Graveland, dus hij werd benaderd. En na enige tijd werden inderdaad initiatieven ontplooid om tot uitbreiding van de begraafplaats over te gaan.
Intussen maakte de kerkvoogdij duidelijk dat niet ik, maar de kerkvoogden de baas over de materiële aangelegenheden waren. Ik moest mij maar beperken tot geestelijke aangelegenheden, alsof bij de aanpak van die materiële aangelegenheden er niet een bepaalde geest zou kunnen waaien. Tot mijn verbijstering ging de kerkvoogdij daarna met de volgende geest te werk: er werd een brief uit de jaren vijftig te voorschijn getoverd, waarin geschreven werd dat de erfafscheiding (bij een kwestie, die destijd met de gemeente ‘s-Graveland speelde) nog steeds niet naar behoren geregeld was. Duidelijk vanuit de geest: jullie willen wat van ons, dus nu kunnen wij die machtspositie gebruiken. Er was actief op zoek gegaan naar iets om de positie uit te buiten.
Mijn verbijstering over deze actie van de kerkvoogdij werd tot in het kwadraat verheven, toen ik merkte dat men in de gemeente ‘s-Graveland blijkbaar aan deze praktijken gewend was. Ondanks de beleden scheiding van kerk en staat werd er zo maar 2000 gulden aan de kerk geschonken. Van dit geld is uiteindelijk een hardhouten klaphekje gemaakt, wat zeker geen 2000 gulden gekost heeft.
Binnen de financiële en bestuurlijke problemen van een gemeente is deze geschiedenis natuurlijk een futiliteit. Maar het gaat om de geest, die door een dergelijke affaire heen waait. De geest om jezelf in een positie te manoevreren, waarin je je machtspositie ten eigen voordeel kunt uitbuiten. Zou niet alle politiek zich van dit gevaar meer bewust moeten zijn, zich duidelijker moeten opstellen, de geest van de regels moeten handhaven, zoals voortdurend uit allerlei affaires blijkt?
Pieter van Walbeek
Kortenhoef
|