... ...

Rik Jungmann

Douwe van Essen

Ingezonden brief
Naar vorig bericht

Naar de home-page

Naar volgende bericht

Voigt maant college

Wijdemeren, 24 februari 2004. Fractievoorzitter René Voigt van Dorpsbelangen Wijdemeren heeft het college om informatie gevraagd betreffende de afhandeling van de "Krakeelakkerzaak".


René Voigt (DBW)

Het college heeft zijn verzoek afgewezen. Om zijn verzoek kracht bij te zetten stuurde hij onderstaande krachtige brief naar burgemeester Don Bijl. Het kan tijdens de komende raad (donderdag) wel eens gaan knetteren als hij de stukken niet krijgt.

ingezonden brief

Aan de voorzitter van de gemeenteraad van Wijdemeren

Betreft raadsvragen op grond van artikel 41 van het Reglement van Orde

Kortenhoef, 21 februari 2004.

Geachte heer Bijl,

Bij e-mail van 28 januari 2004 heb ik u (in uw functie als burgemeester) geïnformeerd dat ik van plan ben om aan de raad voor te stellen een onderzoek te doen naar de wijze waarop met name ambtelijk, maar ook bestuurlijk, is gehandeld in de Krakeelakkerzaak.
Ik verzocht uw medewerking bij de voorbereiding van mijn voorstel aan de raad en heb o.m. gevraagd om alle brieven, memo's, concepten, gespreksverslagen, mailtjes enz. over deze zaak aan de raadsgriffier over te dragen, zodat ik die stukken kon inzien.

Als antwoord ontving ik op 3 februari 2004 uw e-mail. Uw antwoord luidde dat u mijn vraag heeft neergelegd bij het college en dat college mijn verzoek afwijst om de volgende redenen: handhaven is een taak van het college; in het geval van het onderhavige dossier heeft de raad de richting van de aanpak goedgekeurd; het college moet dan de ruimte hebben om deze aanpak af te wikkelen.

Op 3 februari 2004 ontvingen alle raadsleden een brief van het college en een afschrift van het convenant Dode Eind.

Op de agenda voor de vergadering van de gemeenteraad van 26 februari 2004 staat vermeld "Verantwoording van het college inzake aanpak problematiek Dode Eind". Ik neem aan dat die verantwoording zowel de totstandkoming als de inhoud van de vaststellingsovereenkomst betreft.

Ter voorbereiding op die bespreking in de raad en in het kader van mijn controlerende taak als raadslid, zond ik u op 16 februari 2004 een e-mailbericht van de volgende inhoud: "Nu het college heeft besloten om de Vaststellingsovereenkomst Dode Eind te ondertekenen, is het moment aangebroken dat de raad het college hierover ter verantwoording kan roepen. In verband hiermee en ter voorbereiding op de raads-vergadering van 26 februari 2004 waarin de aanpak problematiek Dode Eind is geagendeerd, verzoek ik om inzage in de volgende stukken: alle brieven, memo's, concept-convenanten, gespreksverslagen en mailtjes vanaf juli 2003 tot heden. Ook graag inzage in alle ondertekende vaststellingsovereenkomsten om te kunnen vaststellen welke personen de overeenkomst hebben ondertekend". Voorts vroeg ik u om uiterlijk 24 februari 2004 's middags antwoord te geven op een aantal vragen.

Via e-mail ontving ik op 20 februari 2004 uw antwoord: "Aangezien ik deze vraag beschouw als een variant op je eerdere vraag m.b.t. het zelf instellen van een onderzoek, verwijs ik je naar het eerdere antwoord: het is aan de raad om over een onderzoek te beslissen. Er is derhalve geen aanleiding medewerking te geven voor wat betreft inzage van stukken. Wat betreft jouw vragen: ik wacht de raadsvergadering af".

Op 20 februari 2004 hadden wij hierover telefonisch contact, waarin ik mijn verzoek heb toegelicht en u om een nadere toelichting van uw afwijzing vroeg. U gaf aan dat ik, "omdat ik het niet eens ben met het collegebesluit over de Krakeelakkerzaak, aan het zoeken ben, ook in allerlei andere dossiers". Ik maakte hiertegen ernstig bezwaar omdat u mij belemmerd in de uitoefening van mijn controlerende taak en ik heb u gezegd dat als we op die manier met elkaar omgaan, we een niet zo leuke tijd tegemoet gaan. U was niet bereid er verder op in te gaan en wachtte de raadsvergadering af.

Ik neem uw weigering om mij de gevraagde inlichtingen te verstrekken en mij inzage in de gevraagde stukken te weigeren, zéér hoog op en zal hierop in de komende raadsvergadering nader terugkomen. Ik wil nu wel vast kwijt dat uw weigering bij mij overkomt dat er iets te verbergen is.

Hierbij stel ik mijn vragen opnieuw, maar nu formeel op grond van artikel 14 van het Reglement van Orde.

  1. Kan ik inzage krijgen in alle brieven, memo's, concept-convenanten, gespreks-verslagen en mailtjes over deze zaak vanaf juli 2003 tot heden.

  2. Is er een back-up gemaakt van alle documenten en mailtjes op de computer van de behandelend ambtenaar met betrekking tot de zaak Dode Eind? Zo ja, kan ik daarin inzage krijgen? Zo nee, waarom is er geen back-up gemaakt?

  3. Welke onderhandelingsruimte heeft de behandelend ambtenaar van het college meegekregen? Wanneer is dat vastgesteld door het college? Is er regelmatig terug-gekoppeld naar het college over de tussenresultaten, zich voordoende problemen en bedachte oplossingen?

  4. Op welke data is de zaak Dode Eind, vanaf juli 2003, in het college aan de orde geweest en wat is er toen besproken c.q. besloten?

  5. Wie heeft besloten om in de vaststellingsovereenkomst méér te regelen dan eerder door het college is vastgesteld en door de raad is ondersteund? Was het college van die uitbreiding (en afwijking van het collegebesluit) vóór 30 januari 2004 formeel op de hoogte?

  6. Op grond van welke overwegingen heeft het college besloten om diverse "privé-zaken" van de heer Scholten in de vaststellingsovereenkomst mee te nemen? Wanneer en op welke wijze heeft Scholten die zaken ingebracht? Wie zijn de andere "diverse partijen" die hebben verzocht om alle, op dit moment, lopende procedures en meningsverschillen in het convenant op te nemen (zie brief college aan de raadsleden d.d. 3 februari 2004)? Liggen die verzoeken schriftelijk vast?

  7. Wat is de consequentie van het niet c.q. niet op tijd ondertekenen van de overeenkomst door J. de Jager van De Ankerplaats? Heeft Natuurmonumenten de overeenkomst ook ondertekend?

  8. Is er naar het oordeel van het college sprake van een overeenkomst die door alle partijen geheel uit vrije wil is ondertekend?

  9. Kan het college inzicht verschaffen hoe de onderhandelingen tussen de advocaten hebben plaatsgevonden en is het college op de hoogte gebracht van hetgeen (zowel mondeling als schriftelijk) door de advocaten van alle partijen is ingebracht? Is het college bereid om aan de advocaten van partijen te vragen hoe zij de onderhandelingen hebben ervaren?

  10. Op grond waarvan verwacht het college dat de overeenkomst rust zal brengen in dit mooie stukje Kortenhoef, nu in de vaststellingsovereenkomst in veel gevallen (waarbij het gaat om toekomstig gebruik) de tekortschietende partij een direct opeisbare boete verbeurt ten behoeve van een andere partij? Is juist niet te verwachten dat er onrust zal blijven bestaan en partijen tot in lengte van jaren elkaar in de gaten blijven houden teneinde een boete te kunnen ontvangen? Waarom is er niet voor gekozen dat de tekortschietende partij de boete aan de gemeente moet afdragen?

Ik verzoek u vriendelijk doch dringend deze vragen door te geven aan het college van burgemeester en wethouders en er bij het college op aan te dringen dat deze vragen schriftelijk worden beantwoord uiterlijk 24 februari 2004 's middags, zodat ik de antwoorden kan gebruiken bij de voorbereiding van de komende raadsvergadering.

Hoogachtend,

René Voigt
fractievoorzitter Dorpsbelangen Wijdemeren


De wekelijkse nieuwsbrief Zoeken in het archief 1996 - 2004 Reageer op dit bericht .
Naar de home-page Half bewolktMatige wind Naar volgende bericht