Nota Minister

27 255 Samenvoeging van de gemeenten 's-Graveland, Nederhorst den Berg en Loosdrecht, tevens wijziging van de grens tussen de provincies Noord-Holland en Utrecht 

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG 
Ontvangen 18 december 2000 

1. Inleiding

Met genoegen heb ik kennis genomen van het verslag naar aanleiding van het wetsvoorstel tot samenvoeging van de gemeenten 's-Graveland, Nederhorst den Berg en Loosdrecht. De leden van de fracties van de PvdA, het GPV, de RPF en de SGP hadden met belangstelling van het voorstel kennis genomen, de leden van de CDA-fractie stonden in beginsel positief tegenover het voorstel en de leden van de D66-fractie hadden met interesse kennisgenomen. Gaarne ga ik hieronder in op de verschillende aspecten met betrekking tot het voorstel. Bij de beantwoording heb ik de vragen naar onderwerp gerubriceerd. In deze paragraaf zal ik eerst enige vragen van algemene aard beantwoorden.

De leden van de PvdA-fractie vroegen of het correct was dat de provincie Utrecht de initiatiefnemer van deze herindeling is geweest en wat voor redenen deze provincie had om de procedure te stoppen.

De leden van de VVD-fractie vroegen in hoeverre in de toekomst de oriëntatie van een gemeente op een gemeente buiten de eigen provincie een reden gaat vormen voor interprovinciale herindeling. Zij vroegen ook of ik de toekomstige gemeente Wijdemeren de komende 25 jaar in staat acht zelfstandig voort te bestaan en voldoet aan de eisen, zoals gesteld in de Beleidsnotitie gemeentelijke herindeling.

De leden van de CDA-fractie vroegen om nadere informatie over de financiële positie van de nieuwe gemeente in vergelijking met de afzonderlijke gemeenten nu en of eventuele overgangsproblemen in voldoende mate worden opgelost door de gewenningsbijdrage.

De leden van de D66-fractie wilden weten of ik de constatering deel dat de gemeenten in het Vecht- en Plassengebied onvoldoende waren toegerust om hun taken op het gebied van natuur, landschap, recreatie en toerisme autonoom en volwaardig te blijven uitvoeren en of de voorgenomen herindeling voor verbetering zorgt. Zij vroegen voorts naar de opvatting van de regering over de betekenis van het feit dat in 1311 bisschop Guy van Avesnes onder meer Loosdrecht aan Noord-Holland heeft geschonken mede in het licht van de "heiligheid" van provinciegrenzen.

De aanleiding voor de wens tot samenvoeging van de afzonderlijke gemeenten was onder meer dat deze gemeentebesturen zelf van mening zijn dat in de huidige gemeenten sprake is van het ontbreken van voldoende bestuurskracht, van onvoldoende mogelijkheden tot ambtelijke specialisatie en van kwetsbaarheid als gevolg van een onevenwichtige verhouding tussen draagvlak en opgedragen taken. Ook worden genoemd een relatief hoog kostenniveau en een gering weerstandsniveau om (financiële) problemen op te vangen. Met de samenvoeging wordt volgens de raden een aantal kwalitatieve wensen van de gemeenten gerealiseerd, waaronder een sterker lokaal bestuur, de mogelijkheid om gewenste basiskwaliteit te kunnen leveren, een sterkere ambtelijke organisatie met meer mogelijkheden tot specialisatie en het kunnen zijn van een volwaardige gesprekspartner in de regio. De omvang van de nieuw te vormen gemeente Wijdemeren is naar mijn mening zodanig dat deze gemeente de komende 25 jaar in staat is zelfstandig voort te bestaan. De nieuw te vormen gemeente voldoet mijns inziens zonder meer aan de eisen van basiskwaliteit, zoals gesteld in de beleidsnotitie gemeentelijke herindeling.

Bij brief van 17 juli 1996 hebben gedeputeerde staten van Utrecht het initiatief genomen een interprovinciale commissie op grond van artikel 11 van de Wet algemene regels herindeling (arhi) in te laten stellen door provinciale staten van de betrokken provincies Utrecht en Noord-Holland, met als doel het starten van een herindelingsprocedure voor de gemeenten 's-Graveland, Loosdrecht en Nederhorst den Berg. Op verzoek daartoe van de gemeentebesturen van 's-Graveland en Loosdrecht, hebben provinciale staten van Noord-Holland ingestemd met het instellen van een interprovinciale commissie en het starten van de herindelings-procedure. Na het bestuurlijk overleg met de drie gemeenten (op grond van artikel 2 van de Wet arhi) toonden gedeputeerde staten van Noord-Holland zich in september 1997 voorstander van de samenvoeging van de drie gemeenten. Tijdens dit bestuurlijk overleg hebben de drie gemeenten de voorkeur uitgesproken voor indeling van de nieuw te vormen gemeente bij de provincie Noord-Holland. Nadat gedeputeerde staten van Utrecht in november 1997 hadden besloten niet akkoord te gaan met een samenvoeging van de gemeenten 's-Graveland, Nederhorst den Berg en Loosdrecht, omdat eerst een strategisch gebiedsperspectief voor dit gebied zou moeten worden ontwikkeld, hebben gedeputeerde staten van Noord-Holland besloten de procedure eenzijdig voort te zetten.

Voor het antwoord op de vraag in hoeverre oriëntatie van een gemeente op een gemeente buiten de eigen provincie in de toekomst een reden gaat vormen om interprovinciaal te worden heringedeeld, is uiteraard van groot belang wat de mening hierover van betrokken gemeente- en provinciebesturen zelf is. De wens van een gemeentebestuur om provinciaal te worden heringedeeld is op zichzelf onvoldoende reden om over te gaan tot interprovinciale herindeling. Maatschappelijke en bestuurlijke oriëntatie van een gemeente zijn met name van belang. Indien een gemeente deel uitmaakt van de ene provincie, maar maatschappelijk en bestuurlijk vrijwel geheel op een andere provincie is georiënteerd, kan dat leiden tot bestuurlijke problemen, omdat de gemeente dan te maken krijgt met verschillende provinciebesturen met mogelijk verschillend beleid (of toezicht). In dergelijke gevallen hoeft een provinciegrens naar mijn mening geen belemmering te zijn voor een herindeling.

Bij de afweging of een wijziging van een provinciegrens gewenst is, acht ik de verwachting voor de toekomst van groter belang dan historische feiten uit een ver verleden. Dergelijke historische feiten hebben bij deze afweging dan ook geen rol gespeeld. In antwoord op de vragen van de leden van de CDA-fractie naar de financiële aspecten meld ik dat ten opzichte van de drie samenstellende gemeenten de Algemene Uitkering van de nieuwe gemeente Wijdemeren structureel circa f 0,9 à 1,0 mln. lager uitvalt. Voor 90 procent is dat het gevolg van het wegvallen van twee vaste bedragen. Voor het overige is dat het gevolg van de bijstelling van de schaalfactor sociale dienst. Beide zaken hebben betrekking op compensatie voor kleinschaligheid, die niet meer nodig is als de drie gemeenten samengaan tot één grote gemeente met meer dan 23 000 inwoners. De overgangsproblemen kunnen worden gedekt uit de nieuwe maatstaf herindeling, die in nauw overleg met de Tweede Kamer is vastgesteld. De maatstaf levert de nieuwe gemeente Wijdemeren naar huidig inzicht circa 10,2 mln. op (waarvan ongeveer 4,1 mln in het eerste jaar).

2. Gevolgen voor omliggende gemeenten

Strategische gebiedsperspectieven

De leden van de fracties van de PvdA, de VVD, het CDA, het GPV, de RPF en de SGP vroegen in te gaan op het standpunt van de provincie Utrecht dat de procedure moet worden opgeschort in afwachting van de discussie en besluitvorming over de strategische gebiedsperspectieven plassengebied Utrecht. De leden van de PvdA-fractie vroegen in dit verband ook naar de mogelijkheden om in samenwerking met twee provincies gezamenlijk een strategisch gebiedsperspectief te maken. De leden van de CDA-fractie stelden de vraag wat de mogelijke uitkomst van de strategische gebiedsperspectieven voor Loosdrecht kan veranderen. De leden van de D66-fractie vroegen wanneer deze strategische overwegingen vorm krijgen in een concreet plan en of de voorliggende herindeling een coherente en strategische benadering van het Vechtplassengebied in de weg zou staan. De leden van de fracties van het GPV, van de RPF en van de SGP vroegen in hoeverre de door Utrecht ingestelde strategische gebiedsperspectieven door de voorliggende samenvoeging worden belemmerd. De leden van de SGP-fractie wilden weten waarom Loosdrecht c.s. tot nu toe niet heeft meegewerkt aan het ontwikkelen van een strategisch gebiedsperspectief. Het Utrechtse provinciebestuur heeft een aantal gemeenten die niet waren opgenomen in de ontwerpregeling herindeling Utrecht (die inmiddels door middel van wetgeving is geëffectueerd), de gelegenheid gegeven eerst zelf met ideeën te komen om de bestuurlijke knelpunten te inventariseren en oplossingen aan te dragen. In tegenstelling tot de veronderstelling van de leden van de SGP-fractie werkt het gemeentebestuur van Loosdrecht wel mee aan het ontwikkelen van het strategisch gebiedperspectief, zij het onder de voorwaarde dat het strategisch gebiedsperspectief de voorgenomen samenvoeging met 's-Graveland en Nederhorst den Berg niet in de weg staat en dat de gemeente Loosdrecht alleen meepraat over onderwerpen die niet reeds met gemeenten binnen het gewest Gooi en Vechtstreek zijn geregeld. Bij brief van 8 mei 2000 hebben de colleges van de gemeenten Breukelen, Abcoude, Loenen en Loosdrecht aan gedeputeerde staten van Utrecht en Noord-Holland medegedeeld samen met de provincie Utrecht aan een strategisch gebiedsperspectief voor het vecht- en plassengebied te werken met vermelding van de genoemde voorwaarden ten aanzien van de gemeente Loosdrecht. In deze brief werd tevens gesteld dat de bijzondere positie van Loosdrecht in het strategisch gebiedsperspectief wordt onderkend en gerespecteerd en dat deze colleges het strategisch gebiedsperspectief los zien van de voorstellen tot gemeentelijke herindeling, omdat een inhoudelijke visie zich niet door gemeente- of provinciegrenzen laat beperken. De voorliggende herindeling hoeft een coherente en strategische benadering van het gebied dan ook niet in de weg te staan. De samenhang van de gemeente Loosdrecht met de gemeenten Breukelen, Abcoude en Loenen ligt met name op de terreinen natuur, landschap en recreatie.

Voor het formuleren van strategische doelen op deze terreinen hoeven de gemeente- en provinciegrenzen geen beletsel te zijn. Volgens de planning kan de politieke besluitvorming over het strategisch gebiedsperspectief medio 2002 plaatsvinden. Binnen het gebied van de gemeenten die deelnemen aan het strategisch gebiedsperspectief is sprake van een tweedeling in de bestuurlijke oriën-tatie: enerzijds hebben de gemeenten Breukelen, Abcoude en Loenen (BAL) recentelijk een convenant gesloten voor bestuurlijke samenwerking en anderzijds kiest de gemeente Loosdrecht, die voornamelijk op het Gooi is georiënteerd, voor samenvoeging met de gemeenten 's-Graveland en Nederhorst den Berg. De gemeente Loosdrecht neemt deel aan het verder volledig Noord-Hollandse gewest Gooi en Vechtstreek inzake samenwerking op de gebieden ruimtelijke ordening, milieu, volkshuisvesting, volksgezondheid, verkeer en vervoer en afvalstoffenverwerking. Gelet op de verschillende oriëntaties van enerzijds de BAL-gemeenten en anderzijds de gemeenten 's-Graveland, Nederhorst den Berg en Loosdrecht (GNL) lijkt een andere herindelingsvariant als uitkomst van het strategisch gebiedsperspectief dan de samenvoeging van de GNL-gemeenten niet in de rede te liggen. De gemeenten 's-Graveland en Nederhorst den Berg hebben om formele redenen hangende de herindelingsprocedure vooralsnog van deelname aan het strategisch gebiedsperspectief afgezien. De totstandkoming van de samenvoeging zal deelname van de nieuwe gemeente Wijdemeren, en mogelijk ook de provincie Noord-Holland, aan de totstandkoming van het strategisch gebiedsperspectief bevorderen. Het proces van het strategisch gebiedsperspectief zou daarmee niet worden doorkruist, maar zou daardoor juist een extra impuls krijgen. Er is - mede gelet op het standpunt van het gemeentebestuur van Loosdrecht en van de gemeenten Breukelen, Abcoude en Loenen inzake de samenvoeging - naar mijn mening dan ook geen reden de samenvoeging op te schorten in afwachting van de totstandkoming van het strategisch gebiedsperspectief.

BALL-variant

De leden van de VVD-fractie merkten op dat enige jaren geleden sprake is geweest van een herindeling in de provincie Utrecht van de gemeenten Breukelen, Abcoude, Loenen en Loosdrecht en vroegen waarom er geen verdere uitvoering is gegeven aan dit plan en of dit een reëel alternatief is. De leden van de D66-fractie vroegen of een andere herindeling met onder andere Abcoude niet de voorkeur verdient.

Samenvoeging van de zogenaamde BALL-gemeenten Breukelen, Abcoude, Loenen en Loosdrecht was één van de twee door gedeputeerde staten van Utrecht in de nota "Betrokken en krachtig bestuur" genoemde varianten voor herindeling van de gemeente Loosdrecht. De andere variant betrof samenvoeging van enerzijds 's-Graveland, Nederhorst den Berg en Loosdrecht en anderzijds Breukelen, Abcoude en Loenen. Voor de BALL-variant ontbrak bij de betrokken gemeenten elk draagvlak. Breukelen, Abcoude en Loenen kozen niet alleen voor een zelfstandig voortbestaan, maar gaven bovendien te kennen dat indien herindeling onontkoombaar zou blijken te zijn, samenvoeging met Loosdrecht wegens het vrijwel geheel ontbreken van samenhang met die gemeente niet voor de hand lag. Loosdrecht, als enige van de BALL-gemeenten voorstander van herindeling, heeft deze variant afgewezen op grond van een door KPMG verricht vergelijkend onderzoek naar de gevolgen van beide varianten voor de inwoners van de gemeente Loosdrecht. Doorslaggevend hierbij was de vrijwel volledige bestuurlijke en maatschappelijke oriëntatie van Loosdrecht op de Noord-Hollandse Gooi en Vechtstreek. De provincie Utrecht heeft de BALL-gemeenten vervolgens gelegenheid gegeven een strategisch gebiedsperspectief te ontwikkelen. Aangezien met name de oriëntatie van de gemeenten Breukelen, Abcoude en Loenen een andere is dan de oriëntatie van de gemeente Loosdrecht, ligt een samenvoeging van Loosdrecht met deze gemeenten minder voor de hand dan de onderhavige samenvoeging. Ook bestaat bij geen van de betrokken gemeenten draagvlak voor een samenvoeging van de gemeente Loosdrecht met de gemeenten Breukelen, Abcoude en Loenen.

Positie gemeente Hilversum

Met betrekking tot de positie van de gemeente Hilversum vroegen de leden van de PvdA-fractie of de herindeling te bestempelen is als een herindeling met de rug naar Hilversum. De leden van de CDA-fractie merkten op dat de gemeente Hilversum geen reactie op het wetsvoorstel had gegeven. Ook de leden van de SGP-fractie vroegen naar de opvatting van de regering over de positie van Hilversum. Ter afronding van de C20-operatie hebben gedeputeerde staten van Noord-Holland medio 1999 bestuurlijk overleg gepleegd met het college van Hilversum over de vraag of en in hoeverre het herziene streekplan Gooi en vechtstreek (vastgesteld op 8 maart 1999) tegemoet komt aan de ruimtelijke en andere knelpunten van Hilversum. Uitkomst van dit overleg was dat in het streekplan voldoende aanknopingspunten voor de oplossing van de ruimtelijke en andere knelpunten opgenomen zijn en dat niet verwacht wordt dat gemeentelijke herindelingen of grenscorrecties ten gunste van Hilversum de oplossing van ruimtelijke en andere knelpunten zouden kunnen bevorderen. Gedeputeerde staten van Noord-Holland en burgemeester en wethouders van Hilversum hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervolgens bij brief van 21 december 1999 van dit standpunt op de hoogte gesteld.

3. Oriëntatie van de betrokken gemeenten

De leden van de PvdA-fractie stelden de vraag hoe de regering de overgang van Loosdrecht naar de politieregio Amsterdam ziet en of problemen verwacht worden. De leden van de VVD-fractie vroegen hoe de oriëntatie van de gemeente Nederhorst den Berg op Weesp, Nigtevecht en Muiden wordt beoordeeld. De leden van de D66-fractie vroegen of de territoriale congruentie van hulpverleningsregio's binnen provinciegrenzen als één van de belangrijkste argumenten wordt gehanteerd. Zij vroegen hoe de regering mede in het licht van deze argumentatie zou staan tegenover een eventuele indeling van 's-Graveland en Nederhorst den Berg bij de provincie Utrecht. De leden van de D66-fractie en de leden van de SGP-fractie vroegen de regering om een opinie over de relatie Utrecht-Gooi-Flevoland en de gevolgen daarvan voor het onderhavige wetsvoorstel. De leden van de SGP-fractie vroegen voorts of de regering het ermee eens is dat de bestuurlijke oriëntatie van de gemeente Loosdrecht meer op Noord-Holland gericht is, terwijl de fysieke en functionele samenhangen meer het Utrechtse betreffen. Zij vroegen hoe de bestuurlijke samenhangen tegen de fysiek-functionele samenhangen worden afgewogen.

De relaties tussen Utrecht, het Gooi en Flevoland staan naar mijn mening aan deze samenvoeging niet in de weg. De bestuurlijke oriëntatie van de GNL-gemeenten is hoofdzakelijk op Noord-Holland gericht. Zo neemt de Utrechtse gemeente Loosdrecht deel aan het verder volledig Noord- Hollandse gewest Gooi en Vechtstreek inzake ruimtelijke ordening, milieu, volkshuisvesting, volksgezondheid, verkeer en vervoer en afvalstoffen-verwerking. Ook voor andere beleidsterreinen is deze gemeente op het Gooi georiënteerd, zoals voor onderwijs, maatschappelijke zorg en dienstverlening, economische zaken en niet in de laatste plaats hulpverlening. Loosdrecht maakt sinds 1994 deel uit van de politieregio Gooi en Vechtstreek op grond van een amendement tijdens de parlementaire behandeling van de Politiewet 1993. Geografisch gezien vormen de Loosdrechtse Plassen voor de kern Loosdrecht een fysieke barrière met Utrecht. Ook de maatschappelijke oriëntatie van de gemeente Loosdrecht is naar het oordeel van het gemeentebestuur overwegend op de Gooi en Vechtstreek gericht. Gelet op de oriëntatie van de gemeente Loosdrecht op Noord-Hollandse gemeenten hoeft de provinciegrens tussen Utrecht en Noord-Holland naar mijn mening geen belemmering te zijn voor deze samenvoeging. Een wijziging van de provinciale indeling van 's-Graveland en Nederhorst den Berg ligt - gezien de oriëntatie van deze beide gemeenten op Noord-Holland - niet voor de hand.

Voor wat betreft de maatschappelijke oriëntatie van de gemeente Neder-horst den Berg wordt vanuit deze gemeente aangegeven dat bestuurlijk en maatschappelijk er vrijwel geen relaties zijn met de plaatsen Loenen, Nigtevecht (gemeente Loenen), Muiden en Muiderberg (gemeente Muiden). Waar inwoners van Nederhorst den Berg een relatie zien met Weesp is dit vooral op het gebied van onderwijs (in Weesp is een MAVO/ LBO-scholengemeenschap) en voor het doen van boodschappen, het bezoeken van de weekmarkt en het feit dat Weesp een groot potentieel aan werkgelegenheid biedt. Regionale instellingen hebben in enkele gevallen een nevenvestiging in Weesp, van waaruit ook Nederhorst den Berg wordt bediend. Op onderwijsgebied vervult met name Hilversum de centrale rol, gelet op de grote verscheidenheid aan onderwijsmogelijk-heden in die gemeente. Daarnaast wordt wel gebruik gemaakt van voorzieningen in Naarden (MEAO-afdeling en tuinbouwschool), Breukelen (agrarisch onderwijs/LBO) en Bussum (MAVO/HAVO/VWO).

De vraag met betrekking tot de overgang van Loosdrecht naar de politieregio Amsterdam berust op een misvatting. De gemeente Loosdrecht is op dit moment ingedeeld in de Noord-Hollandse politieregio Gooi en Vechtstreek, evenals de gemeenten 's-Graveland en Nederhorst den Berg. De nieuwe gemeente Wijdemeren zal eveneens worden ingedeeld in diezelfde politieregio. De gebiedsindeling van de politieregio blijft derhalve ongewijzigd. Bijkomend voordeel van de samenvoeging is wel dat er door deze samenvoeging, waarbij de gemeente Loosdrecht over-gaat naar Noord-Holand, geen provinciegrensoverschrijdende politieregio meer is, wat destijds ook uitgangspunt bij de indeling van de politieregio's is geweest.

De hulpverleningsregio's waarvan de gemeente Loosdrecht deel uitmaakt kennen eenzelfde indeling als de politieregio Gooi en Vechtstreek en omvatten derhalve tevens de gemeenten Nederhorst den Berg en 's-Graveland. Deze regio omvat behalve de gemeente Loosdrecht alleen Noord-Hollandse gemeenten. Met het oog op de hulpverleningsregio's en het streven deze regio's niet provinciegrensoverschijdend te laten zijn, is indeling van de gemeenten 's-Graveland en Nederhorst den Berg in de provincie Utrecht dan ook niet voor de hand liggend. Het streven naar territoriale congruentie van hulpverleningsregio's binnen provinciegrenzen is niet het motief voor deze herindeling geweest. Het is echter wel een belangrijk bijkomend argument ten gunste van deze samenvoeging.

4. Waterstaatkundige aspecten

De leden van de PvdA-fractie vroegen welk beleid de provincie momenteel voert voor dat deel van het plassengebied dat nu onder haar bestuur-lijke verantwoordelijkheid valt. Ook wilden zij weten welke samenwerkingsvraagstukken er ontstaan voor de waterschappen, hoogheemraadschappen, het recreatieschap en het plassenschap wanneer het plassengebied nadrukkelijker dan nu over twee provincies wordt verdeeld. De leden van de VVD-fractie merkten op dat een belangrijk argument voor de BALL-gemeente destijds was het plassengebied onder één bestuur te brengen en vroegen waarom bij de herindeling van 's-Graveland, Nederhorst den Berg en Loosdrecht voorbij is gegaan aan dit argument, en of het niet de voorkeur had het gehele plassengebied binnen een gemeente te krijgen. Ook vroegen zij of overwogen is om het plassengebied onderdeel te laten blijven uitmaken van de provincie Utrecht, mede gelet op de rol die de provincie Noord-Holland en de provincie Utrecht de laatste jaren gespeeld hebben in het Plassenschap. Voorts vroegen zij hoe de bestuurlijke versnippering in het Vechtplassengebied geminimaliseerd kan worden. De leden van de CDA-fractie vroegen of reeds voldoende is doordacht hoe de nieuwe bestuursstructuur van het plassenschap/recreatieschap zal zijn wanneer Loosdrecht naar Noord-Holland overgaat en vroegen ook om nader in te gaan op de uittreding van Noord-Holland uit het plassenschap in verband met andere financiële prioriteiten en hun opvatting dat Noord-Holland hierin bestuurlijk en financieel ook verantwoordelijkheid moet nemen. Ook de leden van de D66-fractie en van de fracties van het GPV en de RPF vroegen of de provincie Noord-Holland weer toe wil treden tot het plassenschap Loosdrecht en wat de financiële gevolgen zijn voor de diverse betrokken partijen. De leden van de SGP-fractie vroegen of het beheer van het Vechtplassengebied voorzover straks Noord-Hollands gebied, mede gelet op de uittreding van Noord-Holland uit het plassenschap, in goede handen is. Zij wilden weten hoe de regering zich dit beheer na de herindeling en provinciegrenswijziging voorstelt en welke taak de nieuwe gemeente Wijdemeren daarin heeft. Zij vroegen of het gebied beschouwd wordt als een geheel of dat er sprake is van een tweedeling, waartoe deze herindeling strekt.

De samenvoeging zal voor het waterschap nauwelijks gevolgen hebben. De drie samen te voegen gemeenten vallen reeds binnen het gebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. De nieuw te vormen gemeente Wijdemeren zal dus ook blijven vallen binnen dit gebied. De samenwerkingsvraagstukken voor het hoogheemraadschap zullen door de samenvoeging eenvoudiger worden, aangezien het aantal overlegpartners zal afnemen.

Het plassenschap omvat naast het plassengebied in de gemeente Loosdrecht tevens een deel van de gemeente Breukelen en een zeer gering deel van de gemeente Loenen. Door de overgang van de gemeente Loosdrecht naar Noord-Holland zal het Plassenschap provinciegrensoverschrijdend worden. Met betrekking tot het Plassenschap Loosdrecht e.o. vermeldt de ontwerpregeling tot samenvoeging van de drie gemeenten dat de provincie Noord-Holland heeft overwogen dat evenredige deelname van Noord-Holland aan het plassenschap in de rede ligt, vanwege de keuze voor indeling van de nieuw te vormen gemeente bij Noord-Holland. Gelet op de voorgenomen financiële bijdrage van de provincie Noord-Holland in het plassenschap voor het gebied van de huidige gemeente Loosdrecht verwacht ik geen negatieve financiële gevolgen voor het plassenschap. De gevolgen voor de bestuursstructuur van het schap zijn nog niet duidelijk. Het is een zaak van de betrokken besturen om daarover nadere beslissingen te nemen. Met het oog op de voorgenomen toetreding van de provincie Noord-Holland acht ik een goed beheer van het betreffende plassengebied voldoende gewaarborgd. Binnen het Plassenschap vervult de gemeente Loosdrecht op dit moment een belangrijke rol. Het ligt voor de hand dat ook de nieuwe gemeente Wijdemeren die rol binnen het schap zal blijven vervullen.

Tegenover het feit dat een klein deel van het Loosdrechtse Plassengebied - de Kievitsbuurt - in de provincie Utrecht blijft, staat dat een groot aaneengesloten Vechtplassengebied ontstaat onder één bestuur van de gemeente Wijdemeren, hetgeen een integrale afweging van de belangen van recreatie, natuur en landschap in het Vechtplassengebied mogelijk maakt. Naast de Loosdrechtse plassen, die onderdeel zijn van het Vecht-plassengebied, omvat de nieuw te vormen gemeente Wijdemeren onder meer ook de Ankeveense en de Kortenhoefse plassen. Van bestuurlijke versnippering is geen sprake, ook al blijft een klein gedeelte van het Loos-drechtse Plassengebied deel uitmaken van de gemeente Breukelen. Daarbij kan worden opgemerkt dat tegelijkertijd nieuwe kansen ontstaan voor het Plassenschap Loosdrecht e.o. om opnieuw inhoud te geven aan zijn oorspronkelijke rol als provinciegrensoverschrijdend samenwerkings-verband. Een samenvoeging van de gemeenten Breukelen, Abcoude, Loenen en Loosdrecht zou weliswaar het gebied van Loosdrechtse Plassen en van het plassenschap binnen één gemeente samenbrengen, maar zou ook tot gevolg hebben dat een groot gedeelte van het Vecht-plassengebied buiten de gemeente zou vallen.

Het beleid van de provincie Noord-Holland voor het gebied Gooi en Vechtstreek (beschreven in de provinciale beleidsnota Gebiedsperspectief voor de Vechtstreek en neergelegd in het streekplan Gooi en Vechtstreek, vastgesteld op 8 maart 1999, is gericht op beperking van uitbreiding van het stedelijk gebied en gelijktijdige verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het stedelijk gebied en de groene ruimte. De provincie Noord-Holland acht de omgeving van Gooi en Vechtstreek van hoge natuur- en landschappelijke waarde en is daarom terughoudend met het op gang brengen van nieuwe stedelijke ontwikkelingen, die groene ruimte opeisen. De provincie onderschrijft daarmee het ruimtelijk beleid van de rijksoverheid. Om samenhang te bevorderen in de landschappelijke en ecologische structuur, streeft de provincie naar een zo groot mogelijk aaneengesloten groengebied. Daarnaast komt samenhang tot stand door het opnemen van de grens van het Groene Hart en de bufferzones, het aangeven van agrarisch en natuurkerngebied, de milieubeschermingsgebieden en ecologische verbindingszones en het vastleggen van de contouren van het stedelijk gebied. Het plassengebied is onderdeel van deze groene ruimte. De provincie acht het van belang dat het Vechtplassengebied een aaneengesloten natuurgebied wordt. Om die reden is o.a. het natuurkerngebied "de Vechtplassen" opgenomen in het streekplan. Ten aanzien van het Vechtplassengebied wordt het van belang gevonden de specifieke verschillende landschapselementen zoals dijken, rietlanden, plassen, bruggen en dorpsvormen te behouden. Het beleid van de provincie Noord-Holland is gericht op maatregelen die de waterkwaliteit en de waterhuishouding zullen verbeteren, hetgeen de natuurwaarden in het gebied ten goede komt. De provincie streeft daarnaast naar zonering van het recreatief gebruik om te grote recreatieve druk op de meest kwetsbare natuurgebieden te vermijden. Vrijwel het gehele landelijke gebied van de Vechtstreek en het Gooi is onderdeel van Provinciale Ecologische hoofdstructuur (PEHS). De PEHS in het Gooi is grotendeels gerealiseerd en betreft vooral natuurgebieden die beschermd zijn door de Natuurbeschermingswet of in eigendom zijn van natuurbeschermingsorganisaties.

5. Overige aspecten van de nieuwe gemeente

De leden van de PvdA-fractie vroegen of de nieuwe gemeente het voornemen heeft over te gaan tot binnengemeentelijke decentralisatie en of de nieuwe gemeente het voornemen heeft op de afzonderlijke plaatsen de gemeentelijke diensten te handhaven. In het kader van de visieontwikkeling voor de nieuwe gemeente beraden de colleges van burgemeester en wethouders zich op de vraag of voor een gemeente met de omvang van circa 23 500 inwoners een systeem van wijk- of dorpsraden moet worden ontwikkeld. Zij staan daar in principe positief tegenover. In ieder geval zal een structuur worden ontwikkeld voor voldoende contact tussen het gemeentebestuur en de inwoners van de diverse kernen. Tevens is te verwachten dat politieke partijen in de verkiezingsprogramma's aandacht zullen schenken aan de relatie bestuur-bestuurden. In principe dient deze vraag beantwoord te worden door de raad van de nieuwe gemeente. Ook deze vraag komt aan de orde in de visieontwikkeling voor de nieuwe gemeente. De colleges van burgemeester en wethouders denken daarbij aan servicepunten in de diverse kernen. Ook de huidige mogelijkheden op de digitale snelweg (e-mail, gemeentelijke website op internet enz.) zullen worden benut. De leden van de fractie van D66 vroegen op welke wijze de minister zal trachten te bevorderen dat de belangen (profilering, handelingsidentiteit, inspraak in bestuur) van kleine kernen (zoals de Horstermeerpolder, Breukeleveen, Boomhoek en Muyeveld) na eventuele aanvaarding van het wetsvoorstel goed zullen worden behartigd, mede gezien de antwoorden van de minister dd 16 juni jl. op kamervragen van de leden De Cloe, Barth en Hoekema over binnengemeentelijke decentralisatie. Zoals u weet heb ik in antwoord op de genoemde schriftelijke vragen gemeld, dat ik de provinciebesturen nog eens nadrukkelijk zou wijzen op artikel 92 van de Wet algemene regels herindeling. Op 3 oktober 2000 heb ik de provinciebesturen hierover een brief geschreven met het verzoek, voorzover dit aan de orde is, hieraan toepassing te geven. Een afschrift van deze brief heb ik aan uw Kamer gezonden. Al eerder had mijn ambtsvoorganger in relatie tot het onderwerp binnengemeentelijke decentralisatie twee essays laten uitbrengen, die onder andere naar alle gemeenten, provincies en uw Kamer zijn gestuurd. Het betreft de essays "De wisselwerking tussen gemeente en gemeenschap" en "Gemeente, Gemeenschap en Territoriaal zelfbeheer", waarin onder andere uitgebreid is gewezen op het belang van binnengemeentelijke decentralisatie en het feit dat herindelingen een goed moment bieden om de vraag naar de wenselijkheid daarvan expliciet aan de orde te stellen. Inmiddels heb ik opdracht verstrekt tot het uitvoeren van een onderzoek naar een groot aantal vragen met betrekking tot binnengemeentelijke deconcentratie en decentralisatie. De uitkomst van dit onderzoek, dat naar verwachting in de eerste helft 2001 zal worden afgerond, zal ik onder andere aan uw kamer doen toekomen. Ik meen derhalve, dat op verschillende manieren met name ook onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aandacht wordt gevraagd voor en informatie wordt verzameld en gedeeld over binnengemeentelijke decentralisatie. Ik verwacht dat dit zeker zal bijdragen aan de bescherming van de belangen van kleine kernen in geval van gemeentelijke herindeling. Echter ik wijs er op - en de wens daartoe vanuit gemeenten zelf is nadrukkelijk in bovengenoemde essays gesignaleerd - dat de keuze voor en implementatie van (vormen van) binnengemeentelijke decentralisatie in gemeenten een verantwoordelijkheid is en blijft van de gemeentebesturen zelf.

Naar aanleiding van de vraag van de leden van de CDA-fractie of er gevolgen zijn in verband met de opheffingsnomen onderwijsvoorzieningen kan worden opgemerkt dat op basis van de "oude" norm er slechts één school in deze drie gemeenten is (de openbare basisschool Catamaran in de gemeente Loosdrecht) die minder leerlingen telt dan wettelijk vereist, te weten op 1 oktober 2000 100 leerlingen bij een norm van 104. Na de samenvoeging wordt de voorlopig berekende nieuwe norm 98. Zo beoordeeld is er geen sprake van een negatief effect voor het bestand aan basisscholen als gevolg van de gemeentelijke herindeling. Immers, de school die onder de huidige norm zit, zit boven de nieuwe norm. Alle andere scholen in de nieuw te vormen gemeente hebben een aantal leerlingen dat zich ruim boven de berekende opheffingsnorm bevindt. Op grond van de Wet op het Basisonderwijs, zoals gewijzigd bij wet van 6 december 1997, Stb. 542, zijn er voor gemeenten overigens voldoende instrumenten voor instandhouding van basisscholen. Daarbij kan worden gedacht aan de mogelijkheid van bijvoorbeeld vorming van een nevenvestiging of splitsing van het grondgebied van een gemeente, bijvoorbeeld in een dichtbevolkt en een dunbevolkt deel.

De leden van de PvdA-fractie wilden weten hoe de ontwikkeling van de woningbouw in de nieuwe gemeente zal zijn. Ook de leden van de CDA-fractie vroegen of de regering van mening is dat de overgang van Loosdrecht naar Noord-Holland na de samenvoeging geen positieve of negatieve gevolgen zal hebben voor de bouwmogelijkheden van deze drie gemeenten en de aanliggende gemeente Hilversum. Gelet op de ligging in het Groene Hart is het niet toegestaan buiten de contouren van het stedelijk gebied woningbouw van enige omvang te realiseren. Er zijn mede als gevolg hiervan nog nauwelijks mogelijkheden voor woningbouw in de gemeenten. De overgang van Loosdrecht naar Noord-Holland zal dan ook geen gevolgen hebben voor de bouwmogelijkheden van de nieuw te vormen gemeente of voor Hilversum.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K. G. de Vries 

TERUG Commissiebehandeling

Terug naar Archief