WIJDEMEERSE WEBKRANT
.
Wat mag met een Ballon?
Kortenhoef, ma 4 maart 2013

De landing van de ballon naast de Kortenhoefsedijk gisteren riep wat vragen op, die snel door wijkagent Carl Klein werden beantwoord.

De ballon voer over de bebouwde kern van Kortenhoef om daarna rakelings over het huis van Douwe van Essen te vliegen en te landen op een weilandje bij hem aan de overkant van de Kortenhoefsedijk. Dus vroegen wij ons af wat mag wel en wat mag niet met een ballon? We legden de vraag voor aan wijkagent Carl Klein. Die nam op zijn beurt contact op met de luchtvaartpolitie. Uit dat contact kwam razendsnel (Carl bedankt!) het volgende antwoord:


Vlieghoogtes

In artikel 45 lid 1 van het Luchtverkeersreglement is gesteld dat het - tenzij noodzakelijk om op te stijgen of te landen - verboden is een ballonvaart uit te voeren beneden de volgende minimum vlieghoogtes:

  1. boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen: tenminste 300 meter (1000 voet) boven de hoogste hindernis, gelegen binnen een afstand van 600 meter van het luchtvaartuig;
  2. elders dan onder a aangegeven: tenminste 150 meter (500 voet) boven de grond of het water. In principe moet een luchtballon boven “bebouwing” 300 m boven het hoogste bebouwing varen. Men mag lager varen dan de minimum vlieghoogte bij het opstijgen en bij het landen met de ballon.

In het kort gezegd: de minimale vlieghoogtes zijn 300 m boven bebouwing en 150 m boven open veld/bossen ed.

Opstijgen en landen

De regels met betrekking tot het opstijgen en het landen met een ballon zijn vastgesteld in artikel 14 van de Luchtvaartwet.

Opstijgen

Met betrekking tot het opstijgen van een ballon is onder andere bepaald dat de ballonvaarder toestemming moet hebben van de eigenaar van dat terrein en ook een “verklaring van geen bezwaar in het kader van openbare orde en veiligheid' afgegeven door de burgemeester van de betreffende gemeente. Door de Luchtvaartpolitie wordt regelmatig toezicht gehouden op de naleving van deze regels evenals technische staat van de ballonnen, de brevettering van de ballonvaarder, de vereiste vergunningen etc. In de praktijk komt het er op neer dat er veelal opgestegen wordt van een terrein wat omzoomd is met bomen, daar men de ballon het liefst wil opblazen in de luwte van een bomenrij zodat de wind niet te vroeg 'grip' krijgt op de ballon. Het opstijgen moet zodanig gebeuren, dat de eventuele hindernissen met een hoogteverschil van 15 meter kunnen worden overvaren. Hierna zal de ballonvaarder op redelijke wijze door moeten kunnen klimmen naar de minimum vlieghoogte van 150 of 300 meter.

Landen

Het landen moet zodanig gebeuren dat daarbij geen personen, dieren of zaken op de grond in gevaar worden gebracht. Verder mag men met een ballon niet landen binnen aaneengesloten bebouwing (met inbegrip van industrie en havengebieden) en op wegen. In de praktijk zal een ballonvaarder een weiland of een strook vlakke grond van voldoende omvang kiezen om veilig te kunnen landen. Hij houdt daarbij rekening met de windsnelheid en windrichting ter plaatse in relatie tot de grootte van zijn ballon. Ook zal hij rekening proberen te houden met het feit dat de ballon opgehaald moet worden door zijn "volgploeg". Zijn landingsplaats zal dus ook per voertuig bereikbaar moeten zijn. Kort voor de landing zal de ballonvaarder laag gaan varen om de zogenaamde grondwind in te kunnen schatten, daarna zal hij de definitieve landing uitvoeren. Dit laagvaren maakt deel uit van de landing en is toegestaan.

Als u dus waarneemt dat een ballonvaarder duidelijk laagvaart en ook kort daarna landt kunt u er vanuit gaan dat dit redelijkerwijs toegelaten was. Dat de ballonvaarder meteen vraagt naar de straatnaam is zeer voor de hand liggend, want hij moet de ophaalploeg laten weten waar men heen moet rijden.


bron
wijkagent
foto
Rik Jungmann
auteur
Rik Jungmann
editor
Rik Jungmann
verder
terug
home
RSS feed van de WWK.  Volg de WWK op Twitter
reageer
zoek
nieuwsbrief