persbericht  
            JagthuisFestival  2009: Hongaarse kamermuziek  
            Het JagthuisFestival 2009 laat Hongaarse  kamermuziek horen uit de vorige eeuw. Het festival vindt plaats in het  Pinksterweekend op zaterdag 30, zondag 31 mei en maandag 1 juni 2009 in Het Jagthuis  te Nederhorst den Berg.   
            In drie dagen kan het publiek genieten van concerten,  een lezing, een documentaire en een tentoonstelling over Hongaarse componisten.  Naast werk van bekendere componisten als Béla Bartók en Zoltán Kodály, worden er composities gespeeld van David Popper en Jenö  Hubay, van Leo Weiner, László Lajtha, György Kurtág, György Ligeti, Pál  Kadosa en Emil Petrovics. 
            Het JagthuisFestival 
            Het JagthuisFestival is een jaarlijks  terugkerend lentefestival met een ontdekkingstocht naar de kamermuziek van de  vorige eeuw. Dit jaar is de keus gevallen op kamermuziek uit Hongarije. Vorige  jaren stond de altviool centraal (2008), kamermuziek uit de jaren 20 (2007) en  kamermuziek van Bohuslav Martinů (2006). In 2005 vond het eerste festival plaats  met 20e eeuwse kamermuziek van Nederlandse componisten. In 2009 wordt  het vijfjarig bestaan van het JagthuisFestival gevierd. Passepartouthouders  staat een verrassing te wachten! Het festival vindt plaats in Het Jagthuis,  gelegen midden in de Horstermeerpolder, te Nederhorst den Berg. Deze  concertzaal is een prachtig in stijl gerenoveerde stal, met veel daglicht en  een mooi, Hollands uitzicht op het polderlandschap. De sfeer is er vriendelijk  en ongedwongen.  
            Hongaarse kamermuziek van de 20e eeuw 
            De bloei van de Hongaarse kamermuziek begon in de 19e eeuw.  Hongarije maakte deel uit van het Habsburgse rijk, maar door het opkomende  nationalisme ontstond in 1867 de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Zes  jaar later kreeg Hongarije door de samenvoeging van Buda en Pest een echte  hoofdstad, die de snelst groeiende van Europa zou blijken te zijn. Men ging op  zoek naar de eigen volkscultuur, de Hongaarse taal verdreef langzaam maar zeker  het Duits. Zowel het algemene onderwijs als het muziekonderwijs stond in hoog  aanzien en werd op scholen of door privé-leraren verzorgd. In 1875 kreeg  Budapest een eigen Muziekakademie waarvan Franz Liszt de voorzitter was. Dit  instituut is sindsdien het centrum van de Hongaarse muziekeducatie. De eerste  docenten waren van Duitse origine en brachten die cultuur mee, die ze  overdroegen op de nieuwe Hongaarse generatie. De nieuwe generatie musici  benaderde de Hongaarse stijl echter zeer consciëntieus en verwerkte zeer  duidelijk Hongaarse elementen. Grote meesters en pedagogen van het eerste uur  waren violist Jenö Hubay en cellist David Popper. De generatie componisten rond  1900 werd opgeleid door Hans Koessler. Tot zijn beroemdste leerlingen behoren  Ernö Dohnányi, Béla Bartók, Zoltán Kodály en Leo Weiner. Componeerden Dohnányi  en Weiner in romantische stijl, de beslissende verandering kwam met Bartók en  Kodály. Op het platte land van groot-Hongarije verzamelden zij volksliederen.  Dit bleek een fundament voor wetenschappelijke en artistieke doeleinden.  
            Tot na  de Tweede Wereldoorlog putten nieuwe generaties componisten uit deze voorraad.  Onder invloed van het socialisme ontstond ook de behoefte het publiek te dienen  (Pál Kadosa). Hongaarse Romantiek wordt verenigd met de idee van heroïsche  strijd voor een socialistisch Hongarije (Ferenc Szabó). Hongaarse lyriek wordt  verwerkt (Endre Servánszky) en steeds blijkt een sterk nationaal karakter  aanwezig te zijn. Ook de oudere generatie neemt onverminderd deel aan de  ontwikkeling van de moderne Hongaarse cultuur (László Lajtha). Met de uitspraken  van Kodály: “Breng kunst dichter bij het publiek en publiek dichter bij de  kunst” en “Muziek behoort iedereen” staat Hongarije ver af van de Europese  ontwikkelingen van toon- en ritmereeksen, elektronische muziek en aleatoriek.  In het werk van bijvoorbeeld György Ligeti en György Kurtág blijft een  eerbetoon aan de oude meesters (Bartók, Andras, Szervánszky) en daarmee aan de  Hongaarse traditie hoorbaar.    
            JagthuisFestival 2009 
            De basis van het JagthuisFestival wordt  gevormd door concerten en lezingen. Daarnaast wordt er een kleine  tentoonstelling ingericht en zal de documentaire “Roots” over het leven en werk  van Béla Bartók te zien zijn. Bovendien wordt het publiek in de gelegenheid  gesteld op informele wijze met de musici kennis te maken en deel te nemen aan  feestelijke maaltijden. 
            Het festival  is opgezet aan de hand de volgende thema’s: 
            
              - Van hakkebord en  harp: het meest traditionele instrument uit  de volksmuziek van Hongarije: het cimbaal of hakkebord mag natuurlijk niet  ontbreken op een festival met Hongaarse kamermuziek. Zoveel componisten hebben  in de 20e eeuw hierop hun composities gebaseerd. Eén van de eersten  die daar mee begonnen is, is László Lajtha (1892-1963) met composities waarin  een belangrijke rol is weggelegd voor de harp.
 
              - Impressies van de  poesta: de bloei van de Hongaarse kamermuziek  in de 20e eeuw is mede te danken aan violist, pedagoog en componist  Jenö Hubay en cellist, pedagoog en componist David Popper. Zij staan met een  aantal composities “Impressies van de poesta” (Hubay) en “Hongaarse rapsodie”  (Popper) dan ook aan de basis van dit thema.   
 
              - Jonge barbaren: de muziek van Leo Weiner, Béla Bartók, Zoltán Kodály en  anderen werd in het buitenland niet direct gewaardeerd. Zo spreekt een Franse  recensent in 1912 van de “jonge barbaren”. Ook vandaag de dag is het niet  altijd makkelijk de composities van hedendaagse componisten over het voetlicht  te krijgen. Naast werken van genoemde componisten ook composities van Pál  Kadosa en György Kurtág. 
 
                       
          En waarom laat het JagthuisFestival zo’n onuitwisbare  indruk achter? 
          Ten eerste natuurlijk vanwege de mooie programmering en  de uitstekende musici. U hoort wellicht werken die u nog nooit gehoord hebt of componisten  van wiens bestaan u niet wist. We hopen dat het u stimuleert ook zelf op zoek  te gaan naar onbekendere werken en ze misschien wel te spelen.  
          Daarnaast maken de entourage (concerten vinden plaats in  een verbouwde stal met uitzicht op de weilanden), de landelijke omgeving, de  intimiteit, rust en het heerlijke eten het JagthuisFestival tot een “fête  champêtre”.  
          U bent in de gelegenheid tussen de concerten door met  elkaar van gedachten te wisselen en de tentoonstelling of de documentaire  “Roots”, over het leven van Bartók, te bekijken. 
          Als u zelf een hotelletje of kampeerplekje zoekt  (suggesties op www.jagthuis.nl), kunt u ’s ochtends lekker wandelen of fietsen  en laat u zich de rest van de dag verwennen bij het festival: zo bezorgt u zich  een onvergetelijk pinksterweekend. 
          Dit jaar is het de vijfde keer dat het JagthuisFestival georganiseerd  wordt. Om dat te vieren bieden we passe-partouthouders een extra gratis  dagkaart aan. Dan  kunt u ook nog iemand meenemen!  
          Toegangskaarten en locatie 
           Voor het festival worden dagkaarten  verkocht. De dagkaarten voor zaterdag en zondag kosten € 60 per persoon per dag.  Voor maandag is de prijs € 50 per persoon. De prijs is inclusief programmaboek  en alle consumpties en maaltijden van die dag. Een passe-partout voor drie  dagen kost € 160. Passepartouthouders ontvangen als cadeautje een gratis  dagkaart. Fietsers krijgen 10% korting. 
          Kaarten voor het JagthuisFestival zijn  te bestellen via de website [www.jagthuis.nl] of door een e-mail te sturen aan  stal at jagthuis.nl met daarin de vermelding van het aantal kaarten voor de  gewenste datum. Tegelijkertijd kan het bedrag overgemaakt worden op ABN-Amro  43.46.94.541 t.n.v. Stichting Het Jagthuis Kamermuziek te Nederhorst den Berg.  De kaarten liggen dan voor aanvang van het eerste concert gereed. 
          Locatie:  
          Het  Jagthuis 
            Middenweg 88 
            1394 AM Nederhorst den Berg  |