Ingezonden Bericht
Interpellatie DBW inzake Zuidsingelgronden
FRACTIE DORPSBELANGEN WIJDEMEREN
Aan de voorzitter van de Gemeenteraad van Wijdemeren
Onderwerp: interpellatieverzoek
Kortenhoef, 30 oktober 2005
Geachte voorzitter,
1. Voorgeschiedenis
In de raadsvergadering van 17 maart 2005 heeft de VVD-fractie gevraagd om een onderzoek naar de problematiek rond grondtransacties aan de Zuidsingel. De fractie Dorpsbelangen Wijdemeren heeft zich daarbij aangesloten. De meerderheid van de raad voelde daar op dat moment niet voor. Afgesproken is dat het college helderheid zal geven over het dossier-Zuidsingel. Een aantal zaken is nog niet uitgekristalliseerd en het zou onverstandig zijn om nu een onderzoek te laten uitvoeren, aldus de burgemeester.
Op 31 maart 2005 heeft mijn fractie een groot aantal vragen gesteld op grond van het Reglement van Orde over de gronden van de familie Neef en over de grondtrans-acties in het plan Zuidsingel fase 7. Op 19 april 2005 ontvingen de leden van de raad de antwoorden van het college.
In de raadsvergadering van 21 april 2005 stond het punt "Gronden Zuidsingel" wederom op de raadsagenda. Ik heb toen vastgesteld dat er nog heel veel onduidelijk is ondanks de antwoorden van het college op onze vragen. Ik heb toen een aantal aanvullende vragen gesteld.
In de raadsvergadering van 2 juni 2005 heb ik geconstateerd dat er nog geen antwoorden waren gegeven op de aanvullende vragen. De burgemeester heeft toen toegezegd dat de antwoorden op de aanvullende vragen samen met de aanvullende informatie op korte termijn gebundeld zal worden en naar de raad verzonden zal worden.
In de raadsvergadering van 7 juli 2005 stel ik vast dat er nog steeds geen antwoorden zijn ontvangen en dat ik daar geen genoegen mee neem. De burgemeester heeft gezegd dat er gewerkt wordt aan een samenvatting en dat er gestreefd wordt om het in de commissievergadering van september te behandelen. Bij de commissiestukken van september zat wederom niets. Uiteindelijk zat bij de commissiestukken van oktober een antwoordbrief van het college gedateerd 14 september 2005.
Tijdens de raadsvergadering van 22 september 2005 heb ik er op gewezen dat de beantwoording niet compleet is, omdat er niet wordt ingegaan op de aanvullende vragen die ik al op 21 april had gesteld.
Na de raadsvergadering werd mij verzocht om die aanvullende vragen nogmaals in te dienen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de brief van het college van 29 september 2005.
Deze brief stond geagendeerd voor de vergadering de commissie Bestuur en Middelen van 6 oktober 2005. Tijdens de commissievergadering vergadering zou het college verantwoording afleggen over verschillende zaken. Daar kwam weinig van terecht in verband met de onverwachte afwezigheid van burgemeester Bijl. De wel aanwezige collegeleden waren niet in staat om op de vragen van de commissieleden adequate antwoorden te geven.
Wij stellen vast dat de onduidelijkheid over dit dossier nu al bijna acht maanden duurt. Wij kunnen ons niet voorstellen dat een zichzelf respecterende gemeenteraad hier genoegen mee neemt. Het wordt nu eindelijk wel eens tijd wordt dat het college verantwoording aflegt in de raadsvergadering.
Wij verzoeken de gemeenteraad ons een interpellatie toe te staan. Wij willen dat het college tijdens de raadsvergadering van 3 november a.s. verantwoording aflegt over de ontstane schade voor de gemeente, het voortgezette gebruik van de bedrijfshal, de saneringsproblematiek, de rol van wethouder Neef, de kadasterzaak en de bouw van de twee woningen.
2. Onduidelijkheid over namen van betrokkenen
In de beantwoording wordt de ene keer gesproken over de familie Neef, de andere keer over W.P. Neef of T.J. Neef. Dit maakt de zaak erg ondoorzichtig en maakt het onmogelijk om te beoordelen wat precies de rol en positie van wethouder W.P. Neef is geweest.
In de brief van 29 september 2005 onder punt 2 staat dat de gemeente schade heeft geleden doordat de gronden van de familie Neef niet op tijd konden worden geleverd.
Vraag: Wie wordt/worden hier bedoeld met de familie Neef?
In de brief van 29 september 2005 onder punt 3 gaat het college in op de problematiek van de kosten van de grondsanering. Ook hier is het college weer vaag met wie er een meningsverschil is over de saneringskosten. Het college noemt wederom de familie Neef.
Vraag: Wie wordt/worden hier bedoeld met de familie Neef?
3. Het schadebedrag en de schadeclaims
In een brief van 19 april 2005 aan de leden van de gemeenteraad schrijft het college dat de familie Neef aansprakelijk is gesteld voor alle schade die de gemeente lijdt en heeft geleden als gevolg van het niet nakomen van de overeenkomst.
In de brief van 29 september 2005 schrijft het college dat de gemeente schade heeft geleden doordat de gronden van de familie Neef niet zo snel konden worden geleverd dan gepland. Het college noemt: de afkoopsom aan Heilijgers, het later ontvangen van renteopbrengsten, advocaatkosten en interne begeleidingskosten. Het college meldt voorts dat de advocaat van de gemeente momenteel uitzoekt welk deel van deze kosten kan worden doorbelast en aan wie.
In de brief van het college van 29 september 2005 onder punt 1 staat dat de schadeclaim van Heilijgers uiteindelijk € 67.000 bedraagt. Het college schrijft aan de raad: "Het project biedt genoeg financiële ruimte om deze claim op te vangen".
Vragen:
- Wie van de familie Neef heeft het college precies aansprakelijk gesteld? Is hierop al een reactie ontvangen?
- Is inmiddels bekend hoeveel het totale schadebedrag voor de gemeente bedraagt, welk deel van de kosten kan worden doorbelast en aan wie? Zo nee, wanneer is dat wel bekend?
- Wat is de strekking van de mededeling van het college "dat het project genoeg financiële ruimte biedt om de claim op te vangen"?
- Deelt het college onze opvatting dat het schadebedrag niet voor rekening van de gemeente behoort te komen, maar van degene die de grond te laat heeft geleverd aan de gemeente?
4. Het voortgezette gebruik van de bedrijfshal
In de brief van 29 september 2005 onder punt 3 geeft het college toe dat voor het voortgezette gebruik van het bedrijfspand door de heer W.P. Neef geen vergoeding is betaald. Vastgesteld kan dus worden dat de heer W.P. Neef zijn bedrijf is blijven uitoefenen gedurende 2½ jaar zonder daarvoor een vergoeding te betalen aan de gemeente. Van belang is om hier te vermelden dat het bedrijfspand door de gemeente 's-Graveland destijds is gekocht voor een bedrag van f 2.877.000.
In de overeenkomst en in de notariële akte is bepaald dat het bedrijfspand vooralsnog feitelijk in gebruik zal blijven bij de verkoper (=W.P. Neef die er zijn bedrijf in uitoefende), wat nader zal worden geregeld bij een tussen partijen op te maken separate onderhandse gebruiksregeling.
Het college schrijft hierover in de beantwoording: "in de dossiers is geen overeenkomst gevonden waarin afspraken zijn vastgelegd over het voortgezette gebruik". Het college verwijst vervolgens naar stilzwijgende afspraken die door de gemeente 's-Graveland zijn gemaakt voor de herindeling.
Verbazingwekkend is de redenering dat het college zich kan vinden in het bedrijfsmatige gebruik van de garagehal door W.P. Neef zonder dat deze daarvoor een gebruiksvergoeding hoeft te betalen. De vergelijking met andere panden die in gebruik worden gegeven aan antikraakorganisaties werkt op de lachspieren. Het gaat hier niet om zomaar iemand, maar om een wethouder, die zijn pand verkoopt aan de gemeente voor bijna drie miljoen gulden en daarin gedurende 2½ jaar zijn bedrijf blijft uitoefenen zonder daarvoor te betalen.
Onze visie is dat de afwerking van deze grondoverdracht (die vlak voor de herindeling heeft plaatsgevonden) is overgegaan naar de gemeente Wijdemeren, maar dat het dossier in de vergetelheid is geraakt bij de gemeente.
Vragen:
- Waarom heeft het college in 2002 geen actie ondernomen om een gebruiksregeling vast te stellen?
- Waarom heeft wethouder Neef als betrokkene geen actie ondernomen om dit te regelen?
- Hoe kan het college op de hoogte zijn van "stilzwijgende" afspraken van de gemeente 's-Graveland? Op welk moment was het college daarvan op de hoogte en wie heeft het college daarover geïnformeerd?
- Waarom heeft het college geen behoefte om "eventuele niet ontvangen huur" in kaart te brengen.
5. De kosten van de grondsanering
In de brief van 29 september 2005 onder punt 3 gaat het college uitgebreid in op de problematiek van de kosten van de grondsanering. Het college schrijft: "Uiteindelijk kan de familie Neef niet akkoord gaan met het door de gemeente aan hen door te berekenen bedrag (€ 349.000 exclusief BTW) voor de sanering". Het college verwacht dat de discussie hierover nog vele maanden (zo niet jaren) zal duren met inzet van wederzijdse advocaten.
In de notariële akte tot levering van 21 december 2001 staat dat de kosten van sanering voor rekening van verkoper komen. Verkopers waren: T.J Neef (juridisch eigenaar) en W.P. Neef (economisch eigenaar).
Bij een verkennend bodemonderzoek voorafgaand aan de aankoop door de gemeente van de bedrijfshal in 2001 werden grondverontreinigingen geconstateerd. Wij hebben gehoord dat destijds bij de bouw van de bedrijfshal een aangetroffen vervuiling niet is gesaneerd, maar "in een kuil" is gestopt.
Vragen:
- Waaruit bestaat precies het meningsverschil?
- Is wethouder W.P. Neef partij in het meningsverschil?
- Zo nee, wie dan wel?
- Zo ja, vindt het college het verantwoord dat een wethouder als privé-persoon een juridisch en financieel geschil heeft met het college c.q. gemeente, waar hij als gemeentebestuurder onderdeel van uitmaakt?
- Waarop baseert het college de verwachting dat de discussie over de grondsanering nog wel vele maanden (zo niet jaren) zal vergen met inzet van wederzijdse advocaten?
- Waarom heeft het college de saneringsproblematiek niet meegenomen bij de onderhandelingen die hebben geleid tot de overeenkomst van 9 februari 2005?
6. De rol van wethouder Neef
Bij dit punt gaat het ons om te kunnen vaststellen wat de rol van wethouder Neef bij grondtransacties Zuidsingel,
In de brief van het college staat een cruciale passage: "Ten tijde van zijn wethouderschap van de gemeente Wijdemeren is hij noch economisch, noch juridisch eigenaar geweest van een perceel dat door de gemeente is aangekocht in het plangebied van Zuidsingel fase 7. Dat laatste werd overigens betwist door de familie Neef".
Dit roept de volgende vragen op:
- Hoe weet het college dat wethouder Neef geen grondposities had/heeft? Heeft het college hier onderzoek naar verricht?
- Hoe weet het college dat dit wordt betwist door de familie Neef en wie worden hier bedoeld met de familie Neef.
- Is wethouder Neef op de een of andere manier betrokken geweest bij de gesprekken met de gemeente?
7. De Kadasterzaak
Ook de zgn. kadasterzaak is nog niet opgehelderd. Kern van de zaak is dat door onbevoegden -buiten de gemeente om- een stuk grond van de gemeente op naam van een ander wordt overgeschreven in het Kadaster.
In de brief van 29 september 2005 onder punt 3 gaat het college in op de strook grond die eigendom was van de gemeente, welke grond door het Kadaster op naam van een ander is geschreven. Dat is later door het Kadaster teruggedraaid. Het wordt onduidelijk als het college schrijft: "per overeenkomst van 9 februari 2005 is de eigendomssituatie niet langer onduidelijk; in deze overeenkomst wordt definitief geregeld dat de strook grond van de gemeente is".
In de vergadering van de commissie Bestuur en Middelen van 6 oktober 2005 heeft wethouder Hagen gezegd dat het Kadaster verontschuldigingen heeft aangeboden en dat daarmee de zaak voor het college is afgedaan. Door mevrouw Moote werd hierop gereageerd met de woorden: "Het zou tot op de bodem worden uitgezocht; dat is toegezegd" en de heer Zagt meldde: "de echte helderheid moet boven tafel".
Ook wij nemen geen genoegen met de mededeling van wethouder Hagen om de zaak te laten rusten.
Vragen:
- Wie heeft aan het Kadaster gevraagd om een kadastrale aanwijzing te doen?
- Op wiens naam is de grond toen overgeschreven?
- Wie waren er aanwezig bij de grensbepaling door het Kadaster?
- Wie heeft er namens de gemeente handtekening gezet?
8. De bouw van twee woningen
Ook over de bouw van twee woningen willen wij nadere informatie.
In een besloten bijeenkomst van raadsleden heeft burgemeester Bijl gezegd dat de bouw van de twee woningen was bedoeld als compensatie voor de saneringskosten. Dat is vreemd, omdat in een overeenkomst is bepaald dat de saneringskosten voor rekening zijn van verkoper (=T.J. Neef en W.P. Neef).
Het wordt nog vreemder. In een brief van 19 april 2005 wordt de bouw van de twee woningen door het college verdedigd door te stellen, dat door het opnemen daarvan in de overeenkomst van 9 februari 2005, het meningsverschil over de grens (zie de Kadasterzaak) werd weggenomen. De situatie doet zich dus voor dat onbevoegden een stuk grond van de gemeente op hun naam laten overschrijven en dat de gemeente vervolgens de bouw van twee woningen moet toestaan om die grond weer terug te krijgen.
Kan het nog vreemder? Ja. Want in de brief van 29 september 2005 (onder ad. 4) wordt een nieuw argument genoemd: "Het belangrijkste voordeel voor de gemeente betrof de bouwkavel die op geen enkele wijze in een contract tussen de gemeente en de familie Neef in het verleden was vastgelegd. Omdat de gemeente deze kavel al aan Heilijgers had verkocht, wilde het college deze kavel graag tot haar eigendom maken".
In de beantwoording van 29 september 2005 schrijft het college verder dat ook zonder de grondproblematiek het college "wellicht" medewerking zou hebben verleend.
Vragen:
- Kan het college toelichten waarom het verlenen van medewerking aan de bouw van twee woningen nodig was en wat de betekenis is van het woord "wellicht"?
- Kan het college een toelichting geven op de uitspraak van burgemeester Bijl dat de bouw van twee woningen moet worden gezien als een compensatie voor de saneringskosten?
- Kan het college uitleggen hoe het mogelijk is dat de gemeente een kavel aan Heilijgers heeft verkocht die niet van de gemeente was.
In dit kader willen wij ook nog wijzen op een brief van wethouder Neef van 2 februari 2004, waarin hij aangeeft er voor in te staan dat twee percelen grond (van 1300 m2 en 189 m2) in het project Zuidsingel alsnog worden geleverd en dat hij garant staat voor de financiële consequenties voor de gemeente Wijdemeren indien het niet mogelijk is om genoemde gronden tijdig/niet te leveren, conform de tussen Heilijgers en de gemeente gemaakte afspraken.
Vragen:
- Wat was de positie van W.P. Neef dat hij deze toezeggingen kon doen?
- Gaat het in de brief van W.P. Neef om de bouwkavel die de gemeente nog nodig had om aan Heilijgers te leveren? Zo nee, om welke grond dan wel?
- Zo ja, waarom was het dan nodig om de bouw van twee woningen toe te staan als er een toezegging ligt van W.P. Neef dat hij er voor instaat dat deze grond zal worden geleverd?
Voorts wijzen wij op een overeenkomst uit 1995 tussen de gemeente 's-Graveland en T.J. Neef waarin aan de gemeente een koopoptie is verleend met betrekking tot een stuk grond naast de bedrijfshal ter grootte van 1300 m2. De bepalingen zijn zodanig geformuleerd dat op het moment dat de gemeente wenst over te gaan tot koop er alsdan een koopovereenkomst tot stand zal worden gebracht voor een koopsom van f 78.000,--.
Vragen:
- Gaat het hier om de grond c.q. de bouwkavel die de gemeente nodig had om aan Heilijgers te leveren. Zo nee, om welke grond dan wel?
- Zo ja, deelt het college onze opvatting dat het ook door deze bepaling niet noodzakelijk is geweest om de compensatiebouw van twee woningen toe te staan teneinde deze grond in eigendom te verkrijgen?
- Welke aan de gemeente te leveren gronden zijn opgenomen in de overeenkomst van 9 februari 2005? Wie was/waren eigenaar van deze gronden?
Hoogachtend,
Fractie Dorpsbelangen Wijdemeren,
René Voigt, fractievoorzitter |